5.3 Steeds minder vrijheidsbeperkingen

Vroeger werden bij moeilijk gedrag vrijheidsbeperkende middelen ingezet. Nu legt ’s Heeren Loo de nadruk op deelname van deze cliënten aan het gewone leven.

Moeilijk verstaanbaar gedrag

Cliënten met een intensieve zorgvraag kunnen in de dagelijkse praktijk onvoorspelbaar gedrag vertonen. Meestal hebben ze hechtingsproblemen. Ze zijn voortdurend op zoek naar basisveiligheid en wederzijds vertrouwen. Hun sociaal-emotionele ontwikkeling loopt ver achter. Ze begrijpen zichzelf en de wereld om zich heen niet altijd. Dat terwijl de wereld razendsnel verandert. Sommige cliënten hebben niet het vermogen om wensen en behoeften via taal kenbaar te maken. Tot slot hebben ze vaak moeite met stressregulatie en informatieverwerking. Dit alles maakt deze cliënten kwetsbaar en blijvend afhankelijk van een aangepaste omgeving en aangepaste begeleiding.

Begin 1900 tot...

Vanaf de start van ’s Heeren Loo streefde men naar rust in de vaak overvolle groepen. Dat was niet altijd eenvoudig. Cliënten verveelden zich vaak, zaten op elkaars lip en konden vaak geen kant op. Frustraties reageerden ze af op groepsgenoten of op het meubilair. Aanvankelijk waren dwangmiddelen, lijfstraffen en isoleercellen binnen ’s Heeren Loo verboden. Men probeerde de kinderen met zachte hand in het gareel te krijgen. Rust, regelmaat en orde waren gulden regels. Lastige kinderen moesten vroeg naar bed of kregen een keer geen vlees bij het eten. Maar ook bij ’s Heeren Loo deden dwangbuizen, dwangstoelen, separatieruimtes en Zweedse banden hun intrede.

Fixatie met ijzer, stof en leer

Tot in de 19e eeuw waren er ijzeren dwangmiddelen, bijvoorbeeld om iemand aan de bank vast te maken. Stoffen en leren dwangmiddelen kwamen daarvoor in de plaats. Denk hierbij aan armkokers (buisjes met dichtgenaaide mouwen), dwangbuizen (op de rug sluitend jack met dichtgenaaide mouwen) en natte inwikkeling (strak sluitende lakens). Ook werd regelmatig een koude douche toegepast. Nog altijd berucht is de Zweedse band, een band om het middel van een cliënt die wordt bevestigd aan het bed. Binnen 's Heeren Loo wordt, op een enkele uitzondering na, geen gebruik meer gemaakt van Zweedse banden.

Medicijnen, zinvolle bezigheden en behandeling

Vanaf de jaren dertig kwamen er gedragsregulerende medicijnen. Met de komst van meer zinvolle bezigheden in de jaren zeventig en nieuwe behandelmethoden, zoals bedverpleging en badtherapie, verschoof het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen in de loop der jaren naar de achtergrond.

1994 Regulering via de Bopz

In 1994 volgde de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) de Krankzinnigenwet (1884) op. De Bopz staat onder voorwaarden dwang toe bij mensen met een verstandelijke beperking. Zo kan bij ‘gevaar’ een gedwongen opname plaatsvinden. Bij ‘ernstig gevaar’ kan een instelling overgaan tot beperking van de vrijheid van de betrokkene of tot dwangbehandeling. De BOPZ verplicht instellingen om vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen bij een cliënt te registreren. Per cliënt brengt ‘s Heeren brengt risico’s en vrijheidsbeperkingen in kaart en legt deze vast in het persoonlijke ondersteuningsplan. Alleen als er geen alternatieven zijn, worden vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast en geëvalueerd. Doordat de risicotaxatie deel uitmaakt van het ondersteuningsplan, is er voortdurend aandacht voor het zo min mogelijk toepassen van vrijheidsbeperking.


Werken met moeilijk verstaanbaar gedrag

Werken met mensen met moeilijk verstaanbaar gedrag is uitdagend, maar vraag ook om visie, passie en moed. Visie om gedrag van een cliënt te duiden als mogelijkheid om te ontwikkelen. Passie in de bereidheid om telkens opnieuw te kijken naar mogelijkheden, in plaats van terug te vallen op vrijheidsbeperkende maatregelen. Moed om persoonlijke emoties in bedwang te houden en de rust te bewaren in de relatie. Want weloverwogen handelen belangrijk: kijken naar wat de cliënt vraagt en nadenken over oplossingen. Cliënten met een intensieve zorgvraag en moeilijk verstaanbaar gedrag zijn namelijk altijd op zoek naar basisveiligheid en wederzijds vertrouwen. Dat vraagt om onvoorwaardelijke ondersteuning door de omgeving en acceptatie van hun persoon en gedrag.

En heel belangrijk: om een open dialoog tussen de cliënt en zijn begeleiders. Rustig blijven vraagt bij medewerkers om onderling respect, vertrouwen en teamgeest. Daarom worden medewerkers van 's Heeren Loo actief ondersteund in het stimuleren van zorg voor elkaar, het monitoren van de gesteldheid van anderen en zichzelf, de werkdruk en de veiligheid. Er is hulp bij lastige situaties en er zijn evaluatiegesprekken. 's Heeren Loo zorgt voor goede scholing. En vanzelfsprekend is er ook ruime aandacht voor veiligheid inde woning en op de dagbestedingslocatie. In de begeleiding van cliënten is ruimte voor persoonlijke accenten.


Cliënt aan tuigje in het nieuws

In 2011 raakte ’s Heeren Loo in opspraak na een televisieuitzending over een gehandicapte jongeman van 18 jaar die woonde bij ´s Heeren Loo. Hij zat geregeld met een tuigje vast aan de muur en was al geruime tijd niet meer buiten geweest. Het personeel voerde als reden voor deze vorm van begeleiding aan bang te zijn voor zijn onvoorspelbare agressieve gedrag. Kort na de uitzending is de jongeman verhuisd naar een andere instelling.

Dit verhaal was voor 's Heeren Loo een indringende confrontatie met kernvragen in het eigen werk. De cliënt hield ons een spiegel voor en gaf tegelijkertijd begeleiders, behandelaren en management energie om de kwaliteit van leven van cliënten met zeer complexe begeleidingsvragen verder te verbeteren.

Bekijk ook: • '1988: Jolanda Venema' in de Canon Gehandicaptenzorg Nederland


2012: Start campagne 'Net zo vrij als jij!'

Van september 2012 tot oktober 2013 liep de campagne'Net zo vrij als jij!' met het doel het aantal vrijheidsbeperkingen tot het minimum terug te dringen. Want iedereen wil zelf keuzes kunnen maken en zich vrij kunnen voelen. Gewoon de regie hebben over je eigen leven. Ook de cliënten van 's Heeren Loo. De campagne richtte zich op bewustwording van medewerkers over hun eigen gedrag. Een belangrijk thema is 'dialoog'. Omgaan met vrijheidsbeperking moet een terugkerend onderwerp van gesprek zijn binnen teams en onder collega's.

De bedoeling is dat medewerkers zelf en met elkaar nadenken over alternatieven en elkaar ondersteunen in deze zoektocht. De dialoog gaat niet over of iets goedof fout is, maar over wat iemand beweegt, aanspoort of er juist voor zorgt dat iemand op een bepaalde manier handelt. De dialoog helpt om zicht te krijgen ophandelwijzen en op mogelijke oplossingen. De campagne was gericht opzowel de zwaardere vrijheidsbeperkende maatregelen als afzonderen en fixeren.Maar ook opde kleinere keuzes over bijvoorbeeld bezoek, telefoongebruik, roken,drinken, sociale media, relaties, huisregels en bejegening.

Fotogalerij Campagne Net zo vrij als jij!

Samen zijn we die honderd procent

Tom woont met vijftien andere cliënten op de VIC-Workhome (Very Intensive Care) in Apeldoorn. Sinds er wordt gewerkt met het behandelmodel Triple C, gaat het met Tom beter dan ooit. Voorheen zat hij meestal alleen op zijn kamer. En medewerkers hielden afstand uit angst. Nu is hij rustig, gelukkig en vrolijk. Zijn moeilijk verstaanbare gedrag is met 90 procent afgenomen. En hij blijft zich ontwikkelen. Manager Pieter Meussen: “Wij richten ons op herstel van het normale leven. We doen samen activiteiten, met als doel elke activiteit succesvol af te ronden. Zo doet de cliënt succeservaringen op. Centraal in begeleiding staat dat medewerkers altijd nabij zijn. Ook als de cliënt moeilijk gedrag laat zien. Want juist dan versterk je de relatie en geef je de cliënt het vertrouwen dat je er voor hem bent. Je moet als medewerker kunnen omgaan met je angsten, geen afstand nemen, maar juist in verbinding blijven met de cliënt. Dat is wezenlijk anders dan werken vanuit beheersing.” Begeleider Bastiaan Kaat: “Het was voor hem enorm wennen voor Tom. In plaats van de hele dag in afzondering binnen te zitten, ging hij ineens de hele dag naar buiten om te werken.

Mijn werk is daardoor veel uitdagender geworden. De kaders zijn duidelijk: we gaan het bos in en maken een plantenbak. En ik probeer Tom te motiveren door in verbinding te zijn met Tom en goed naar hem te luisteren. Het werk gaat altijd door. En of Tom nu 1 procent bijdraagt en ik de overige 99 procent, dat maakt niet uit. Samen zijn we die honderd procent." Toms ouders zijn bij de verandering betrokken. Zij vertelden dat Tom graag in zijn overall in de tuin speelde. Zijn ouders zeiden dan ook: “doe hem een overall aan als jullie met hem het bos ingaan om te werken, want dat doet hem denken aan zijn jeugd.” Ouders van de Tom: "Gelukkig gaat het nu beter dan ooit. Hij is rustig, gelukkig en vrolijk. En hij groeit. Tot hoever? Dat is voor ons ook de vraag. Hij kan nu al samen met zijn begeleider naar de markt om een visje te halen. Of samen op de fiets de stad in. Misschien kan hij nog eens bij ons thuis op bezoek komen; dat zou heel mooi zijn. En hopelijk kan hij nog eens op een gewone woongroep wonen. Maar verder dan dat denken wij niet.”